Competentiematrix aanmaken

Een competentiematrix is een overzicht van bij elkaar horende competenties die op een bepaalde manier zijn geordend. De competenties van competentiematrices kunnen worden gebruikt om een competentieprofiel samen te stellen.

 

Er zijn twee typen competentiematrices mogelijk: 'Lijst' en 'Tabel'. Deze kunnen op verschillende manieren worden ingericht door hierbinnen wel of geen dimensies en/of competentiecriteria te gebruiken. Voor een competentiematrix van het type Lijst zijn dimensies en competentiecriteria optioneel. Voor een competentiematrix van het type Tabel zijn dimensies verplicht en competentiecriteria optioneel.

 

Navigatie

 

Om een competentiematrix aan te maken:

 

1. Selecteer het organisatieprofiel of een onderliggende map, en kies Nieuw > Competentiematrix .
    

2. Geef in stap 1 Competentiematrix van de wizard de algemene instellingen voor de competentiematrix op.
    

3. Geef een naam op en selecteer het type van de competentiematrix, dat wil zeggen Lijst of Tabel.

   Type Lijst (klik voor een voorbeeld op het icoon .)

   Bij het type Lijst worden de hoofdonderdelen die moeten worden beoordeeld, namelijk de competenties, als rijkoppen ('lijst') weergegeven. Eventuele informatie over de te beoordelen onderdelen ('dimensies') wordt in de details van een competentie getoond. Eventuele subonderdelen waaruit het hoofdonderdeel bestaat en die moeten worden beoordeeld ('competentiecriteria') worden als kolomkoppen getoond.   De competentiestatussen staan in een aparte kolom achter de competenties; de competentiecriteriastatussen worden in de cellen van de matrix getoond, onder de betreffende competentiecriteria.

   Voordelen van het type Lijst: Het vertoont een grote overeenkomst met landelijke competentiemodellen. Het is overzichtelijk doordat de competentiestatussen en competentiecriteriastatussen in één overzicht zichtbaar zijn.

   Nadelen van het type Lijst: Het is niet mogelijk de rijkoppen te groeperen. Aan de kolomkoppen kan geen document worden gekoppeld. Het koppelen van een document aan de rijkoppen is wel mogelijk, maar het document is vervolgens alleen te openen via de competentiedetails.

   Type Tabel (klik voor een voorbeeld op het icoon .)

   Bij het type Tabel worden de hoofdonderdelen die moeten worden beoordeeld, namelijk de competenties, in de tabelcellen (als 'tabel') weergegeven. Informatie over de te beoordelen onderdelen ('dimensies') wordt in de kolom- en/of rijkoppen getoond. Eventuele subonderdelen waaruit het hoofdonderdeel bestaat ('competentiecriteria') kunnen worden gevonden en beoordeeld via de details van een competentie.   De competentiestatussen staan bij de betreffende competenties, in de cellen van de matrix; de competentiecriteriastatussen worden in de details van een competentie getoond.   Tip   Standaard zijn in de tabelcellen alleen de competentiestatussen zichtbaar en kunnen de competentienamen via de tooltip worden bekeken. Om ook de competentienamen in de cellen te zien, dient u de optie Competentienamen weergeven in Competentieprofielen aan te vinken.

   Voordelen van het type Tabel: Zowel de kolom- als de rijkoppen kunnen worden gegroepeerd. Op deze manier kan er een betere indeling worden gemaakt. Er kunnen zowel aan de kolom- als aan de rijkoppen documenten worden gekoppeld (denk hierbij aan achtergrondinformatie, studiewijzers, enzovoort). Deze kunnen bovendien direct vanuit het overzicht worden bekeken.

   Nadelen van het type Tabel: Het samenstellen van dit type competentiematrix is wat ingewikkelder. Om de competentiecriteria te kunnen zien of bewerken, moeten de competentiedetails worden geopend.

 

	Tip
	Het type Lijst wordt het meest gebruikt en komt overeen met de opbouw van landelijke competentiemodellen, zoals COLO kwalificatiedossiers.

 

4. Bij Lijst: als je dimensies wilt gebruiken, vink dan Dimensies gebruiken aan en bepaal de dimensie-instellingen.
   
   

Tips

Dimensies zijn bedoeld als extra informatie bij de competentie en worden bij het type Lijst vooral gebruikt om toch een soort onderverdeling in de rijen (competenties) te kunnen maken. Bij een Lijst is deze informatie terug te vinden in de competentiedetails. Wil je eenzelfde set dimensiewaarden aan meerdere competenties kunnen koppelen, vink dan Voor competenties is een unieke set dimensiewaarden nodig uit (niet mogelijk bij een tabel). Wil je dimensiewaarden leeg kunnen laten voor een competentie, vink dan Voor competenties is het verplicht om een waarde per dimensie in te voeren uit (niet mogelijk bij een tabel).

 

5. Vink Competentiecriteria gebruiken aan als je aan elke competentie competentiecriteria (te beoordelen subonderdelen) wilt kunnen koppelen.
   
   

6. Vervolg de wizard door telkens op Volgende te klikken en in elke stap de instellingen op te geven (zie de aanvullende onderwerpen voor de opties per stap). Met Vorige ga je terug naar een vorige stap.
   
   

7. Klik op Voltooien om de wizard af te sluiten.
   
   De competentiematrix is nu aangemaakt. Voeg nu de competenties toe aan de matrix.

Aanvullende onderwerpen

• Vereiste rechten

  functie MNGT_COMPETENCES_AND_COMPETENCE_PROFILES (toegang tot de werkruimte), en inzienrechten op het organisatieprofiel (aanmaken direct onder het organisatieprofiel of in een map)

   

• Competentiematrices en competentieprofielen ordenen in mappen

  Je kunt je competentiematrices en competentieprofielen ordenen in een mappenstructuur. Je kunt bijvoorbeeld een archiefmap maken voor competentieprofielen en competentiematrices die niet meer worden gebruikt.   Om een map aan te maken: klik met de rechtermuisknop op het organisatieprofiel of op een al aangemaakte map, en kies Nieuw > Map .

   

• Geavanceerde opties in de stap Competentiematrix

  In de stap Competentiematrix kun je nog de volgende geavanceerde instellingen opgeven: een beschrijving een toelichtingsdocument de weergave van competentienamen (alleen bij Tabel)   Typ eventueel een beschrijving in het veld Beschrijving.   Om een toelichtingsdocument toe te voegen: klik in het veld Document en selecteer een document via het selectievenster. Tip   Je kunt het toegevoegde document bekijken door op het icoon Bekijken achter de documentnaam te klikken.   Bij Tabel: Je kunt bepalen of je alleen de statussen van competenties wilt tonen in de tabel in de werkruimte Competentieprofielen (de naam is wel zichtbaar via de tooltip van een competentie) of ook de namen. Vink de optie Competentienamen weergeven in Competentieprofielen aan als je beide wilt tonen. Tip   In een competentiematrix van het type Lijst worden altijd zowel de namen als de statussen van competenties getoond.

   

• Opties in de stap Dimensies

  In de stap Dimensies definieer je de dimensies en dimensiewaarden: Bij het type Lijst worden de dimensies en dimensiewaarden in de competentiedetails getoond. Bij het type Tabel bepalen dimensies de kolom- en/of rijkoppen. De dimensies zelf komen niet terug in de competentiematrix, alleen de dimensiewaarden. De dimensies zijn wel terug te vinden in de competentiedetails. Klik op het icoon om te zien hoe opgegeven dimensiewaarden in de competentiematrix worden verwerkt.   Tip   In de uitgedeelde competentiematrix (die beschikbaar is gesteld via het competentieprofiel) worden alleen de dimensiewaarden getoond waaraan een competentie is gekoppeld.   Om een dimensie aan te maken, klik je bij een lijst met de rechtermuisknop op: Dimensies, en bij een tabel op: Kolomkoppen of Rijkoppen (afhankelijk van of je dimensiewaarden als kolom- of als rijkoppen wilt tonen) en kies je Nieuwe dimensie .   Geef de naam en eventueel een beschrijving op van de dimensie, en klik op OK.   Herhaal de vorige twee stappen voor elke dimensie die je wilt maken.   Om een waarde aan te maken voor een dimensie: klik met de rechtermuisknop op de dimensie en kies Nieuwe dimensiewaarde .   Geef de naam en eventueel een beschrijving op van de waarde, en klik op OK. Tip   Voeg eventueel een toelichtingsdocument toe: klik in het veld Document en selecteer een document via het selectievenster.   Herhaal de vorige twee stappen voor elke dimensiewaarde die u wilt maken. Tip   Om dimensies of dimensiewaarden anders te sorteren: klik met de rechtermuisknop op een dimensie(waarde) en kies Omhoog verplaatsen of Omlaag verplaatsen , of klik met de rechtermuisknop op een hoger niveau en kies Sorteren op alfabet .

   

• Opties in de stap Competentiecriteria

  In de stap Competentiecriteria definieer je de competentiecriteria; deze kunnen eventueel worden gegroepeerd in groepen: Bij het type Lijst bepalen deze gegevens de kolomkoppen van de competentiematrix. Klik op het icoon om hiervan een voorbeeld weer te geven. Bij het type Tabel zijn deze gegevens terug te vinden in de competentiedetails.   Als je een groep wilt aanmaken, klik dan met de rechtermuisknop op Competentiecriteria en kies Nieuwe groep .   Geef een naam op voor de groep (deze moet uniek zijn binnen de competentiematrix) en eventueel een beschrijving, en klik op OK.   Om een competentiecriterium aan te maken: klik met de rechtermuisknop op de groep of op Competentiecriteria, en kies Nieuw criterium .   Geef een naam op voor het competentiecriterium (deze moet uniek zijn binnen de competentiematrix) en eventueel een beschrijving, en klik op OK.   Tip   Om competentiecriteriagroepen of competentiecriteria anders te sorteren: klik met de rechtermuisknop op een competentiecriteriagroep of competentiecriterium en kies Omhoog verplaatsen of Omlaag verplaatsen , of klik met de rechtermuisknop op een hoger niveau en kies Sorteren op alfabet .

   

• Opties in de stap Competentiecriteriastatussen

  In de stap Competentiecriteriastatussen definieer je de statussen voor de competentiecriteria: Bij het type Lijst worden de competentiecriteriastatussen als gekleurde blokjes in de betreffende cellen van de matrix getoond. De betekenissen van de kleuren worden in de legenda onder de competentiematrix weergegeven. Bij het type Tabel worden de competentiecriteriastatussen als gekleurde blokjes in de competentiedetails van een competentie getoond.   Voorgedefinieerde status verwijderen: klik met de rechtermuisknop op de status en kies Verwijderen . Tip   Je kunt ook de instellingen van een status wijzigen door in de betreffende velden te klikken en de waarden aan te passen.   Nieuwe competentiecriteriastatus aanmaken: klik in het veld <Voer naam in> en geef de naam van de status op.   Klik op het blokje in de kolom Kleur en kies een kleur voor de status. Tip   Zorg ervoor dat je voor elke status een andere kleur gebruikt.   Geef aan of dit de initiële status is (optie Standaard). Tip   Je kunt maar één status als standaardstatus instellen.   Geef aan wie de status mag selecteren: de eigenaar en/of de begeleider. Geef eventueel een beschrijving op voor de status en klik op OK.   Tip   Om een competentiecriteriastatus te verplaatsen: klik er met de rechtermuisknop op en kies Omhoog verplaatsen of Omlaag verplaatsen .

   

• Opties in de stap Competentiestatussen

  In de stap Competentiestatussen definieer je de statussen die voor competenties kunnen worden gezet: Bij het type Lijst worden de competentiestatussen in een aparte kolom achter de competenties getoond. De statussen worden getoond als gekleurde vlaggetjes met de bijbehorende statusnaam. Bij het type Tabel worden de competentiestatussen in de betreffende cellen van de matrix getoond. De statussen worden getoond als gekleurde vlaggetjes met de bijbehorende statusnaam.   Voorgedefinieerde status verwijderen: klik er met de rechtermuisknop op en kies Verwijderen . Tip   Je kunt ook de instellingen van een status wijzigen door in de betreffende velden te klikken en de waarden aan te passen.   Nieuwe competentiestatus aanmaken: klik in het veld <Voer naam in> en geef de naam van de status op.   Klik in het veld in de kolom Kleur en kies een kleur voor de status.   Tip   Zorg ervoor dat u voor elke status een andere kleur gebruikt.   Geef in de kolom Voortgang in % het voortgangspercentage (een getal in de reeks van 0 t/m 100) op dat hoort bij de status en dat aangeeft hoever de student is gevorderd. Geef aan of dit de initiële status is (optie Standaard).   Tip   Je kunt maar één status als standaardstatus instellen.   Geef aan wie de status mag selecteren (de eigenaar en/of de begeleider). Geef eventueel een beschrijving op voor de status, en klik op OK.   Tip   Om een competentiestatus te verplaatsen: klik er met de rechtermuisknop op en kies Omhoog verplaatsen of Omlaag verplaatsen .